Marcel van Haren: “Gezamenlijke strategie nodig voor de overgang naar smart industry”

“Nederland staat als fabrikant en exporteur van technologie voor de food- en agrisector in de wereldwijde top drie, maar de concurrentie zit ons op de hielen. We moeten echt stappen zetten om die koppositie te behouden”, aldus  Marcel van Haren.

Marcel van Haren

Marcel van Haren is programmamanager Landbouw, Water & Voedsel bij FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. Met hem praten we over de vraag wat de tuinbouw kan leren van de procesintegratie in de industrie en hoe Smart Industry – ook wel Industrie 4.0 genoemd – eruit gaat zien. Marcel is oprecht bezorgd over de positie van Nederland op de technologielijst voor de food- en agribusiness. Vooral in Amerika en China ziet hij grote en belangrijke ontwikkelingen.

Zijn advies? “De sector heeft een goede, gezamenlijke strategie nodig om de stap te zetten naar Smart Industry. De tuinbouwsector is erg versnipperd en samenwerken gaat niet altijd soepel, terwijl we juist samen de sprong vooruit moeten maken. Want er komt echt een moment dat we verrast worden door een tuinbouwautomatiseerder uit het buitenland die we niet op de radar hadden.”

Informatie delen

In wat we noemen Industrie 4.0 is een essentiële rol weggelegd voor data. Marcel licht toe dat het gaat om het optimaliseren van de keten en om het toepassen van robots en automatisering, maar dat veel van die innovaties en verbeteringen pas slagen als de data op orde is. “Data is dus geen doel, het is een middel”, legt hij uit. “Om dat middel optimaal te benutten, moeten partijen informatie met elkaar delen. En daar wringt de schoen nogal eens, omdat sommige ondernemers de data liever voor zichzelf houden. Onderzoek van de WUR laat zien dat datadeelprojecten in een groot deel van de gevallen niet lukken door onder andere gebrek aan onderlinge interactie, spelregels, standaarden en begrip voor elkaars businessmodel.”

Onafhankelijke database

Marcel vindt daarom dat er op dataterrein eerst het een en ander moet gebeuren. Zo kan een gereguleerde centrale Europese database een waardevolle aanwinst voor de sector zijn. Zo’n database moet volgens hem wel een onafhankelijke partij zijn, vergelijkbaar met wat banken al hebben met Swift. “Onze voedselproductie wordt steeds grootschaliger en dit kan betekenen dat de data slechts bij een beperkt aantal partijen beschikbaar is. Het is de vraag of dat – in het kader van risicomanagement – een slimme keuze is. Willen we afhankelijk zijn van een handvol grote partijen? We zouden wijzer moeten zijn…” Marcel constateert dat de tuinbouw ook geholpen is met het vaststellen van standaarden voor data. “Het belang van zo’n standaard staat overigens nog weleens ter discussie, want het is niet ondenkbaar dat de software zo intelligent wordt dat dit wellicht niet meer nodig blijkt. Voor het zover is, moeten we nog wel onderlinge afspraken en protocollen maken.”

Volledig autonome gestuurde productieprocessen?

In met name de automotive-sector is het begrip Smart Industry al niet meer weg te denken. Marcel noemt VDL Nedcar een mooi en inspirerend voorbeeld. “Daar is alles gericht op flexibiliteit en wordt optimaal gebruikgemaakt van robots en procesintegratie op basis van gekoppelde data. Dat is in de tuinbouw nog verre toekomstmuziek. De stap van kassen met klimaat- en IT-systemen naar volledig autonome processen in kassen is nog erg groot. We gaan er mijns inziens op termijn wel naartoe.” Overigens betekent dat volgens hem niet dat er dan helemaal geen mensenhanden meer aan te pas komen. “Het mooie van automatisering en robotisering is dat je daarmee het monotone, zware en soms seizoensgebonden werk mensonafhankelijk kunt maken. Maar we weten uit de autoindustrie dat er nog steeds menselijke inbreng nodig is bij het productieproces.”

Genetica als ondersteuning

Marcel vindt dat veel technologiebedrijven te makkelijk denken over automatisering in de tuinbouw. Een robot een tomaat laten plukken, is volgens hem een stuk lastiger dan ‘m een schroef laten aandraaien, omdat je te maken hebt met een levend product. “Ik weet dat er al 25 jaar wordt gewerkt aan een appelplukrobot en die is er nog steeds niet. Een deel van de oplossing zal liggen in genetica: een aardbei met een langer steeltje zou al makkelijker te oogsten zijn. Verder kan heel veel data helpen om goede rekenmodellen te maken. Overall denk ik toch dat we nog behoorlijk ver verwijderd zijn van vergaande robotisering in de tuinbouw.”

Innovatie vs implementatie

De programmamanager van FME ziet dat er in de tuinbouwsector volop aandacht is voor innovatie, terwijl implementatie van nieuwe ideeën soms lang op zich laat wachten. “We lijken wel verslaafd aan innovatie: een soort permanente hoop dat ‘het’ ooit beter wordt en er een betere oplossing komt. We vergeten de slimme dingen die al bedacht zijn te implementeren en laten ze op de plank liggen. Ik pleit ervoor om er juist snel mee aan de slag te gaan en niet te wachten op de volgende innovatie die misschien net weer even ietsje beter scoort. Dan gaan er zo weer een aantal jaren verloren en dat is doodzonde. Overigens is deze houding niet typerend voor de tuinbouw; je ziet dat in alle sectoren en het is heel menselijk. Als je weet dat er over een half jaar een nieuw type smartphone of televisie komt, wacht je daar waarschijnlijk ook op. Niet gek, maar niet altijd verstandig. Soms is implementatie belangrijker dan innovatie!”